Jeugdprofessional op school (JPO)


In 2020 kwamen de Roosendaalse schoolbesturen van het primair onderwijs met de vraag om schoolmaatschappelijk werk terug de school in te brengen. Schoolbesturen merkten namelijk op dat onderwijs en zorg dichter bij elkaar dienden te komen omwille van de kinderen. De gemeente Roosendaal begreep die vraag, maar wilde ook graag de bestaande structuren versterken. Jeugdprofessionals liepen al in school rond, alleen werden zij vaak pas benaderd op het moment dat er zich echt een zorgelijke situatie voordeed. Hoe mooi zou het zijn als de jeugdprofessional meer tijd had om preventief te werk te gaan en dat ze voor zowel leerlingen, ouders als leerkrachten makkelijk aanspreekbaar zijn. In 2021 ging dan ook een tweejarige pilot van start: de jeugdprofessional in het onderwijs (JPO). Aan deze pilot doen in totaal 14 basisscholen mee en één school uit het voorgezet onderwijs. Tijd voor een update.

Roosendaalse wethouder René van Ginderen over JPO:

“Het actief inzetten van de jeugdprofessional in het onderwijs is naar mijn idee een goede zet. We gaan daarmee preventief te werk waardoor we grotere problemen op termijn voorkomen. Laagdrempeligheid is daarbij van belang voor zowel leerlingen, ouders als leerkrachten. Het gaat immers om het vragen om hulp in moeilijke situaties. Uit onze pilot is duidelijk geworden dat men elkaar veel beter kon vinden. Dat versnelt en versterkt de hulpverlening. Het gaat bij de jeugdprofessional om “kennen en gekend worden” dichtbij en toegankelijk. Naar mijn mening moet de aanwezigheid van de jeugdprofessional in het onderwijs normaal worden. Gewoon standaard. En zeker nu. Op dit moment hebben veel gezinnen moeite om rond te komen door de verhoogde kosten van inflatie, energiekosten etc. Dit soort problemen straalt af op de kinderen binnen die gezinnen. Die voelen dat feilloos aan. Dus juist nu, met het huidige tijdsbeeld, is het van groot belang om vroegtijdig al signalen op te pikken bij de jeugd. Daarmee voorkomen we grotere problemen in de toekomst. Dit is niet alleen gezonder voor de maatschappij maar vooral ook voor het kind. Onze jeugd is onze toekomst. Daarom moeten we onze jeugd de juiste hulp bieden, op de juiste plek en op de juiste tijd. Scholen zijn hiervoor ideaal. Voorkomen is én blijft nog steeds beter dan genezen!”

In gesprek met beleidsadviseur Loes Kokken over de pilot met JPO

Hoe is de pilot tot nu toe verlopen?

“De pilotfase is afgerond in september 2022. Samen met de pilotscholen is geconcludeerd dat de eerste fase van de pilot succesvol is verlopen. Hierdoor heeft het college besloten om de pilot uit te rollen naar een reguliere werkwijze in alle Roosendaalse scholen in het basis- en voortgezet onderwijs.

Wat was het oorspronkelijke doel?

“Vooral preventief; betrokken worden bij kleine vragen om grotere problemen zoveel mogelijk te voorkomen. Ook willen we laagdrempelig zijn: zichtbaar in school voor leerkrachten, ouders/verzorgers en leerlingen. In het kader van normaliseren willen we bijdragen aan het terugdringen van de vraag naar jeugdhulp. We stellen hierbij de vraag: wat kunnen ouders en/of leerkrachten zelf doen? Ook willen we elkaar meenemen in hoe bepaalde processen lopen. Bijvoorbeeld bij een aanmelding voor jeugdhulp, maar ook hoe processen op scholen lopen. Zo ontstaat er wederzijds begrip voor alle betrokkenen en weten scholen en jeugdprofessionals ook waarom er soms sprake is van ‘dossieropbouw’ en er wachttijden kunnen zijn.”

Welke resultaten zijn al zichtbaar? En hoe worden deze resultaten geëvalueerd?

“De pilot is op twee manieren geëvalueerd. Ten eerste heeft er om de drie à vier maanden een evaluatiegesprek plaatsgevonden, samen met de school. Hierbij zijn “Het actief inzetten van de jeugdprofessional in het onderwijs is naar mijn idee een goede zet. We gaan daarmee preventief te werk waardoor we grotere problemen op termijn voorkomen. Laagdrempeligheid is daarbij van belang voor zowel leerlingen, ouders als leerkrachten. Het gaat immers om het vragen om hulp in moeilijke situaties. Uit onze pilot is duidelijk geworden dat men elkaar veel beter kon vinden. Dat versnelt en versterkt de hulpverlening. Het gaat bij de jeugdprofessional om “kennen en gekend worden” dichtbij en toegankelijk. Naar mijn mening moet de aanwezigheid van de jeugdprofessional in het onderwijs normaal worden. Gewoon standaard. En zeker nu. Op dit moment hebben veel gezinnen moeite om rond te komen door de volgende personen betrokken: de directeur, een intern begeleider, de jeugdprofessional, een aanstuurder vanuit de gemeenten en/of een beleidsmedewerker onderwijs en jeugd. Hierin werden de doelen en eventuele tips en tops voor de pilot besproken. Daarnaast werd er om een rapportcijfer gevraagd. In september 2022 bleek dat scholen met een gemiddelde van een ruime voldoende meer dan tevreden waren over de pilot. Ze gaven aan dat zij elkaar beter weten te vinden en elkaar in een vroeg stadium betrekken bij kleine vragen. Ook het meedenken wordt als zeer prettig ervaren. Ten tweede hebben de jeugdprofessionals in het registratiesysteem per school bijgehouden waaraan zij hun tijd besteden. De reden hiervan is om te kunnen zien of er daadwerkelijk voldoende tijd is om preventief te kunnen werken. Plus dat hun volledige tijd niet opgeslokt wordt door hulpverleningstrajecten en/of doorverwijzingen naar ‘niet vrij toegankelijke zorg’. Uit de registratie blijkt dat de jeugdprofessionals met name bezig zijn met het onderhouden van contacten met interne begeleiders, leerkrachten en ouders. Samen met hen denken zij mee hoe kleine vragen klein kunnen blijven om grote hulpvragen te voorkomen.”

Werkt de aanpak inderdaad preventief?

“De eerste resultaten zijn positief. Het is nog te vroeg om te zeggen dat de werkwijze daadwerkelijk geslaagd is omdat dit pas over langere tijd te meten is. We zouden namelijk graag zien dat de vraag naar jeugdhulp afneemt doordat er in een vroeg stadium laagdrempelige hulp aanwezig is in de scholen.”

Hoe ervaren de leerkrachten, ouders en kinderen de aanwezigheid van de jeugdprofessional in het onderwijs?

“Zoals uit de tevredenheidsmeting naar voren is gekomen, ervaren de leerkrachten, ouders en kinderen het als zeer prettig dat de jeugdprofessional makkelijk aanspreekbaar is op hun school. Met een ruim voldoende als gemiddelde score is dit ook terug te zien.”

Wie zijn/waren betrokken bij de totstandkoming van de pilot?

“De oorsprong van de pilot ligt bij de vraag van schoolbesturen en schooldirecteuren naar de inzet van schoolmaatschappelijk werk. Ook de ouders bleken hier behoefte aan te hebben. Binnen de gemeente Roosendaal (ambtelijk en bestuurlijk) hebben we de roep om hulp serieus genomen en gekeken hoe we bestaande structuren kunnen versterken. Door schoolmaatschappelijk werk toe te voegen aan het systeem, voeg je in sommige situaties ook een extra schakel toe. Dit omdat schoolmaatschappelijk werkers niet bevoegd zijn om bijvoorbeeld een doorverwijzing te maken naar niet vrij toegankelijke zorg. Jeugdprofessionals in het onderwijs hebben deze bevoegdheid wel. Samen met SPRING jeugdprofessionals en de jeugdprofessionals hebben we ook gekeken naar een stukje scholing. We hebben binnen het team van de jeugdprofessionals gevraagd wie de rol van jeugdprofessional in het onderwijs zou willen vervullen. Dit omdat we van mening zijn als er intrinsieke motivatie aan ten grondslag ligt, de slagingskans van de pilot groter is. We zijn als gemeente Roosendaal daarom ook heel blij en trots dat we een enthousiaste club JPO-ers hebben die vol overgave in de pilot zijn gestapt! Ze denken proactief mee en zien waar nog kansen liggen om de samenwerking te verbeteren. Daarnaast voorziet SPRING in een stukje scholing door de jeugdprofessional mee te nemen in kennis over het passend onderwijs én verbindingsmomenten te organiseren tussen de JPO-er en de scholen. Op deze momenten wordt er nader kennis gemaakt met elkaars werkvelden en wordt er samen gekeken hoe er nog beter kan worden samengewerkt.”

Roosendaal is onderdeel van regio West-Brabant West (WBW). Doen andere gemeenten ook mee?

“Iedere gemeente in WBW heeft een vorm van samenwerking tussen jeugdprofessionals en scholen; de werkwijze verschilt per gemeente. Ik denk dat de Roosendaalse situatie hierin uniek is door de intensiteit van de JPO-er, gemiddeld is een JPO-er drie uur aanwezig op een basisschool en in het voorgezet onderwijs meer uren per week. Hierin passen we maatwerk toe per school door te kijken naar het leerlingenaantal, de populatie, hulpvragen en de behoeften van de school. Dit gaat in overleg met de individuele scholen. Daarnaast zien we onderwijs als een specialisme binnen het werk van een jeugdprofessional en wordt er ingestoken op scholing en intervisie. Als laatste hebben we aan de voorkant duidelijke doelen en verwachtingen uitgesproken tussen onderwijs en jeugdhulp. Samen hebben we de functie van de JPO-er vormgegeven. Dit blijven we ook intensief met elkaar monitoren zodat deze samenwerking goed blijft. We zijn namelijk niet alleen bij kinderen, ouders en leerkrachten van mening dat kleine vragen en/of problemen klein kunnen blijven als ze snel worden opgepakt. Dit geldt ook voor de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp.”